donderdag 15 november 2012


Jan werd geboren op 26 mei 1726 in Sint Annaland. Zijn oudere zus Adriaantje is dan al vier. Als hij vijf jaar is krijgt hij er een zusje bij, Pieternella, en drie jaar later nog een, Elisabeth. Op zijn tiende dan toch een broertje, Isak. 
Jan groeit op in het Sint Annaland dat voor een groot deel is herbouwd na de grote brand van 1692. De Voorstraat is weer de statige straat tussen de haven en de kerk. Nog voor Jan bij de wat grotere jongens uit het dorp denkt te kunnen gaan horen, overlijdt zijn vader die nog maar veertig jaar was. Alweer een vader die geen opa is geworden. Zijn vader niet, de vader van zijn vader niet en de vader van zijn vaders vader niet.


Als Jan twaalf jaar is, trouwt zijn moeder opnieuw. Johannis Bulstrate is nu zijn vader. Een jaar later maakt hij winterweer mee zoals hij nooit heeft gezien en ook niet meer zal zien. Het begint eigenlijk al in de herfst met weken achtereen een koude oostenwind en in november is het gewoon volop winter. Even lijkt het een kwakkelwinter te worden als december zo goed als zonder vorst verloopt en ook de eerste dagen van januari zacht verlopen. En dan komt de winter ongenadig terug. Op de negende, tiende en elfde is het stervens koud, met bijna twintig graden vorst en een harde wind. Het is ongemogelijk alle kamers in huis een beetje op temperatuur te houden. De ramen zijn aan de binnenkant dik bevroren. De bloemen staan op de ruiten, heet dat. Binnen enkele dagen wordt met karren en paarden over de Maas gereden. Ouderen zeggen dat de kou nog erger is dan in 1709 en dat wil wat zeggen. De kou duurt lang. Door de vorst en de bevroren vaarwegen valt de economische bedrijvigheid stil en raken in korte tijd arbeiders en ambachtslieden hun werk en daarmee hun inkomsten kwijt. Het ontbreekt hen aan middelen voor brandstof en voedsel, en dat wordt veel mensen fataal. Zeker in de grote steden bezwijken ze uiteindelijk uitgeput door de kou of vriezen ze letterlijk dood en worden ze op straat en in de huizen gevonden. 
Op de koude winter volgt een koude schrale lente waardoor de groei van de gewassen bijzonder lang op zich laat wachten. Dominees worden door de overheid opgeroepen zich in hun preken en gebeden te richten op het afwenden van nog meer onheil dat, zo wordt daarbij opgemerkt, niet anders kan worden aangemerkt dan als 'een blijk van des Heeren rechtvaardige gramschap'.
De voedselprijzen lopen door de aaneenschakeling van beroerde weersomstandigheden en slechte oogsten steeds verder op. In de grote steden zijn regelmatig ongeregeldheden uit onvrede met de ellendige situatie en hebben stadsbesturen hun handen vol om de orde te handhaven. Het wordt nog erger als in 1744 de veepest uitbreekt en tweederde van de veestapel in de Nederlanden het loodje legt. En dan dreigt gevaar. Franse legers zijn na eerder opdringen naar het noorden, Zeeuws-Vlaanderen binnengevallen. Grote aantallen vluchtelingen steken het water over naar Walcheren. Verhalen over wandaden van de Franse soldaten veroorzaken paniek. Er wordt geroepen om een sterk centraal gezag om weerstand tegen de binnengevallen legers te kunnen bieden. Die hulp is niet van regenten te verwachten die steeds weer streven naar neutraliteit. Nee, de Oranjes moeten weer meer macht krijgen. In Middelburg dwingen burgers het bestuur te kiezen voor stadhouder Willem IV en ook in Veere is het onrustig. Bergen-op-Zoom wordt door de Fransen beschoten en geeft zich gewonnen. Veel te lang is op de bescherming van de stad bezuinigd. De bevolking is de zwakke houding zat. En de overheid buigt. Het ene na het andere gewest schaart zich achter de stadhouder die veel meer macht krijgt om op te kunnen treden, al is het voorlopig met beperkte middelen. De vrede wordt zelfs getekend. Maar het is voor veel mensen niet genoeg. De regenten hebben het land in gevaar gebracht en die situatie willen ze niet weer. Ze willen meer invloed voor de burgerij.
Op 3 mei 1750 trouwt Jan met Adriaantje Dane uit Halsteren. In het erop volgende jaar brandt de meestoof van Sint Annaland af. Het was de laatste. Bij de grote brand was er ook al een verloren gegaan en die is toen niet herbouwd.
Op 19 september 1751 laten Jan en Adriaantje hun zoon Pieter dopen. Vier jaar later volgt Isak en weer een jaar later Theo. In het begin van dat jaar is door een aantal deeleigenaren de grond met de resten van de afgebrande meestoof aangekocht. Nog dit jaar zal de stoof worden herbouwd en de toepasselijke naam 'De Hersteller' krijgen; Sint-Annaland heeft dan toch weer een eigen meestoof. Deze stoof biedt in het najaar werk voor een aantal werkers, maar als vanzelf niet voldoende voor het gehele dorp. Menige dorpeling vindt echter in het najaar, als er in de landbouw verder een rustige periode aanbreekt, werk op een meestoof buiten het eiland, voornamelijk op Flakkee en Schouwen-Duiveland.
De vaklieden van Tholen en vooral van Sint-Annaland hebben op de meestoven buiten het eiland een goede naam op het gebied van verwerking van de meekrap. Het werk daar neemt een aantal maanden in beslag en het hele gezin verblijft deze tijd op de tijdelijke werkplek. Het komt regelmatig voor dat de vrouw bij vertrek al langere tijd zwanger is, met het gevolg dat het kind in den vreemde ter wereld komt en daar ook gedooopt wordt.
De moeder van Jan, Christina De Min, trouwt op 22 mei 1757 haar derde man, Jacob van Dongen. Precies drie jaar later wordt in het gezin van Jan en Adriaantje een dochter geboren, Ploontje, die ze een week later ten doop houden. De moeder van Jan, inmiddels zevenenzestig jaar oud, trouwt 13 november 1763 voor de vierde keer; nu met Marinus van 't Hof. Het gezin van Jan en Adriaantje wordt begin februari 1764 verrijkt met opnieuw een dochter. Ze geven haar de naam Christina, naar de moeder van Jan. Drie jaar later is Adriaantje opnieuw zwanger. Als het een zoon is, zal hij Isak heten, net als de eerdere twee, jong overleden, jongetjes. En het is een jongen, maar ook hij overlijdt kort na de geboorte. En weer drie jaar later opnieuw een zoon. Ze laten hem op 5 maart 1769 dopen. Ook hij heet Isak.
Midden jaren zeventig is er rumoer in Sint Annaland over de invoering van een nieuwe psalmberijming. Sinds de reformatie zijn tijdens de kerkdiensten psalmen gezongen uit de berijming van Datheen en daar zijn de meeste gemeenteleden zo aan gewend en zo aan gehecht, dat ze niets voelen voor vernieuwing. Maar de jonge dominee Jan Scharp - hij was maar 21 jaar toen hij in 1778 zijn intrede deed in Sint Annaland na afronding van zijn opleiding in Leiden - is duidelijk tijdens zijn rede bij de invoering ervan op 16 mei 1779: 'Hoe dwaas zulk een mensch denkt, en werkt, die, verliefd op alles wat oud is, alles wat nieuw is, daarom alleen veracht en verwerpt; altoos murmureert tegen zijn eigen tijd; en het onmoogelijk oordeelt, dat het oude in zijne dagen zou kunnen verbeterd worden.' De nieuwe berijming is er dan toch gekomen en er is meer vernieuwing aan de gang. Bijna twee eeuwen lang zijn kerkorgels uit de kerken geweerd, en uit veel kerken zijn ze na jarenlang opbespeeld te zijn gebleven, afgebroken, omdat ze niet gepast werden gevonden. Maar in de grote steden verschijnen in steeds meer kerken al dan niet rijk versierde orgels, vaak gebouwd door Duitse orgelbouwers. Het zal in Sint Annaland nog wel even duren.
Theo leert de negen jaar oudere Arjaantje Bouterse uit Colijnsplaat kennen. Hij is nog jong, ook als hij op 6 februari 1774 trouwt en met haar in Sint Annaland gaat wonen. Een paar maanden later trouwt ook Pieter met Neeltje Berkes en ziet de vijftigjarige Jan weer een zoon het huis verlaten. En er komt een kleinkind; Theo en Arjaantje krijgen december 1775 een zoon, die ze op de 24e laten dopen.  Eindelijk eens een Faas die dat mee mag maken. 
Het jongetje heet Merkus, naar de vader van Arjaantje. Drie jaar later weer een kleinzoon voor Jan en die wordt naar hém vernoemd. Theo en Arjaantje krijgen nog een zoon; Pieter heet hij en bij de doop is Pieter, de broer van Theo, met zijn vrouw Neeltje getuige. Het is een nog steeds helemaal niks met de economie. De werkeloosheid en de armoede zijn groot. Zeker in de steden waar armenhuizen zijn gesticht. Met de armenbussen in de kerken zijn ze echter een druppel op een gloeiende plaat. Al tientallen jaren hobbelt de bedrijvigheid achteruit en de laatste paar jaar verzuchten mensen moedeloos hoe het toch kan dat een zo welvarend en goed bestuurd land, zo in verval heeft kunnen raken.

December 1786 volgt een kleindochter voor Jan en zijn vrouw. Merkus en Arjaantje noemen haar Cornelia en als ze gedoopt wordt, zijn Jan en zijn vrouw getuigen. 
In het voorjaar van 1787 overlijdt Jan, bijna 61 jaar oud.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten